Return to overview
01 Oct 2024

Artikel van de maand door Emma Van Eenoo: Laadpalen in VME's: kan de wetgever nog volgen?

De laatste jaren schakelen steeds meer mensen, al dan niet noodgedwongen, over op hybride en elektrische wagens. Het logische gevolg hiervan is dat ook steeds meer mensen thuis een laadpaal installeren. Maar wat bij mensen die in een appartementsgebouw wonen? De procedure voor het bekomen van toelating om een laadpaal te installeren is (grotendeels) duidelijk, maar op het vlak van technische richtlijnen hinkt de Vlaamse decreetgever achterop.

Verplichting om laadpalen te installeren?

Eerst en vooral rijst de vraag in welke mate VME’s (verenigingen van mede-eigenaars) verplicht zijn om laadpalen te installeren in of rond het appartementsgebouw.

Momenteel is er enkel een verplichting om laadpunten (zoals bv. laadpalen) te voorzien bij nieuwbouw en ‘ingrijpende renovaties’, wanneer de omgevingsvergunning is aangevraagd vanaf 1 maart 2021. De wetgeving bepaalt hoeveel laadpunten er concreet moeten worden voorzien, in functie van het aantal parkeerplaatsen. Er is voorlopig nog geen verplichting om laadpunten te voorzien in bestaande residenties in Vlaanderen. In Brussel is dit wel het geval.

Bij bestaande residenties waar geen ingrijpende renovatie gebeurt, is de installatie van laadpalen dus niet wettelijk verplicht. Uiteraard kunnen mede-eigenaars of de VME wel zelf het initiatief hiertoe nemen.

Privatief initiatief van één of meerdere mede-eigenaars

Wanneer het initiatief uitgaat van één of meerdere mede-eigenaars (privatief initiatief), moeten zij de syndicus per aangetekende brief inlichten van hun voornemen om een laadpaal te installeren. Deze brief moet minstens twee maanden vóór aanvang van de werken worden verstuurd, en moet een beschrijving en motivering bevatten van de voorgenomen werken.

De VME kan zich akkoord verklaren met deze werken, hieraan voorwaarden koppelen, of zich hiertegen verzetten in bepaalde gevallen. Zo zou de VME kunnen beslissen om zelf een collectieve laadpaleninstallatie te plaatsen, waarbij deze werken dan wel uiterlijk binnen de zes maanden moeten starten. Ook kan de VME zich verzetten op grond van een ‘rechtmatig belang’. Voorbeelden hiervan zijn dat er al voldoende (toegankelijke) laadpalen zijn, dat er ‘belangrijke schade’ zou worden toegebracht of dat de netcapaciteit onvoldoende zou zijn. In dit geval moet de VME haar verzet binnen de twee maanden bij aangetekende brief richten aan de betrokken mede-eigenaar, met vermelding van het rechtmatig belang.

Het is aan de syndicus om dit alles nauwgezet op te volgen, door het standpunt van de VME te vragen (in principe via de bijeenroeping van een BAV) en desgevallend tijdig en correct haar verzet te melden aan de betrokken mede-eigenaar. Uit de rechtspraak blijkt zeer duidelijk dat de mede-eigenaar alsnog het recht heeft om een laadpaal te plaatsen wanneer de VME zich niet tijdig verzet, of op foutieve wijze (bv. per e-mail in plaats van per aangetekende brief). De persoonlijke aansprakelijkheid van de syndicus komt in die gevallen duidelijk in het gedrang.

Collectief initiatief van de VME

De VME kan ook beslissen om een collectieve laadpaleninstallatie te plaatsen (collectief initiatief), al dan niet als reactie op een initiatief of verzoek van één of meerdere mede-eigenaars.

In dat geval stelt de algemene vergadering een werkgroep aan die dit voorbereidt. Meer concreet zal de werkgroep volgende zaken moeten onderzoeken: laadpalenbehoefte, capaciteit van het elektriciteitsnet, keuze van laadpaleninstallatie en -installateur, brandveiligheid etc.

De werkgroep brengt vervolgens verslag uit aan de algemene vergadering, die de concrete beslissingen zal nemen. Voor de (principiële) beslissing tot het plaatsen van een laadpaleninstallatie is een 2/3e meerderheid vereist. Voor andere (uitvoerings-)beslissingen, zoals de keuze van de aannemer, volstaat een gewone meerderheid.

Aandachtspunten: brandveiligheid en verzekering

Naast de procedure voor (het bekomen van toelating voor) het plaatsen van een laadpaleninstallatie, zijn er enkele belangrijke aandachtspunten zoals de brandveiligheid en de verzekering.

Het hoeft geen betoog dat er veel aandacht moet gaan naar de brandveiligheid bij de installatie van laadpalen. De VME dient hiervoor advies in te winnen bij de brandweer, maar in de praktijk blijkt dat dit advies vaak verschilt per regio. Zo zijn er korpsen die geen positief advies geven voor gebouwen met een autolift, terwijl in andere regio’s toch in bepaalde gevallen een positief advies wordt gegeven. Dit brengt dus heel wat onzekerheid met zich mee.

Een ander belangrijk aspect is de verzekering. De VME zal de verzekeraar in ieder geval moeten inlichten over de toekomstige laadpaleninstallatie. De kans is ook reëel dat de polis moet worden aangepast, en/of dat de premie zal verhogen.

Nood aan een (technisch) wettelijk kader?

Naast het advies van de brandweer, dat dus trouwens kan verschillen per regio, en de algemene regels uit het AREI en het KB basisnormen brandveiligheid van 1994, zijn er geen concrete technische richtlijnen voor de installatie van laadpalen in Vlaanderen.

Dit staat in schril contrast met de situatie in Brussel, waar de regering een duidelijk technisch kader heeft voorzien. Het Besluit van de Brusselse regering bepaalt onder meer dat sneloplaadpunten verboden zijn, dat een specifiek ventilatiesysteem moet worden voorzien, en dat er een noodstopknop moet zijn.

Ook in Vlaanderen klinkt de roep naar technische richtlijnen steeds luider. Zo heeft de CIB de Vlaamse decreetgever (terecht) opgeroepen om een duidelijk kader te voorzien: “Om de installatie van laadpalen in goede banen te leiden hebben de syndici [onder meer] nood aan duidelijke richtlijnen op vlak van brandveiligheid, meer dan enkel het opleggen van een risico-analyse. Er is nood aan een apart KB. Dat moet leiden tot een meer uniforme beoordeling door de hulpverleningszones”. Een technisch kader zou inderdaad duidelijkheid scheppen, en (meer) rechtszekerheid creëren.

Het valt af te wachten of (en op welke termijn) zo’n technisch kader zal volgen, en waaruit dit zal bestaan. Wij volgen dit voor u op.

Voor verdere vragen of advies op maat kan u contact opnemen met ons kantoor.