Het Grondwettelijk Hof duldt geen perceelgrensoverschrijding te kwader trouw
Wie bij bouwwerken de perceelgrens overschrijdt en dus op andermans grond bouwt, kan door zijn buur verplicht worden de overschrijding te verwijderen. Tenzij die buur daarvan (omzeggens) geen hinder heeft, zelfs al heeft de overschrijder bewust gehandeld (aldus art. 3.62 ยง2 Burgerlijk Wetboek).
Daartoe gevat in een concrete casus, oordeelde het Grondwettelijk Hof in een arrest van 25 april 2024 dat het fundamentele eigendomsrecht niet duldt dat dit recht wetens en willens, d.i. nadat de buur erop gewezen had, geschonden wordt.
Verwijdering van de overschrijding moet in dit geval altijd kunnen gevorderd worden ongeacht (en dus hoe gering ook) het nadeel van de buur. Voorwaarde is wel dat die buur zijn vordering instelt binnen een redelijke termijn.