Met de jaarwissel in het verschiet, komen werknemers wel eens tot de vaststelling dat ze door omstandigheden niet alle opgebouwde vakantiedagen hebben kunnen opnemen. In dat geval werden de overgebleven rustdagen wel uitbetaald, maar de vakantie zélf was de werknemer kwijt.

Met een Koninklijk Besluit van 8 februari 2023 kwam hier evenwel verandering in: werknemers die in de onmogelijkheid verkeren om hun vakantiedagen tijdens het vakantiejaar op te nemen door specifieke omstandigheden (arbeidsongeschiktheid, al dan niet door een arbeidsongeval of een beroepsziekte, moederschaps- of vaderschapsverlof, profylactisch verlof, geboorte- en adoptieverlof, verlof voor pleegzorg en pleegouderverlof), kunnen deze resterende vakantiedagen overdragen naar en dus opnemen in de periode na het verstrijken van het vakantiejaar. Het vakantiejaar 2024 is het eerste jaar waarin werknemers hun vakantiedagen eventueel kunnen ‘meenemen’.

Het begrip “in de onmogelijkheid verkeren” moet evenwel strikt worden geïnterpreteerd. Een werknemer die eind december het werk hervat na een lange periode van arbeidsongeschiktheid, zal eerst zijn resterende vakantiedagen moeten opnemen vooraleer hij opnieuw aan het werk gaat. Enkel de vakantiedagen die nadien overblijven, mogen worden overgedragen.

Hoewel de uitbetaling van deze vakantiedagen moet gebeuren in het vakantiejaar, mogen de niet opgenomen vakantiedagen tot 24 maanden na het einde van het oorspronkelijke vakantiejaar worden opgenomen. De resterende vakantiedagen zullen dus moeten uitbetaald worden in 2024, maar de werknemer zal deze vakantie kunnen opnemen tot 31 december 2026.