Grondwettelijk Hof verplicht brandverzekeraars om droogteschade te (blijven) dekken
De laatste jaren zijn er meer en meer huizen die scheuren beginnen te vertonen door een uitgedroogde ondergrond, één en ander ook ten gevolge van de klimaatverandering. Er bestond lang onzekerheid over de vraag of brandverzekeraars gehouden waren om deze droogteschade te dekken. De wetgever maakte in 2021 een einde aan deze onzekerheid door middel van een interpretatieve wet, die met terugwerkende kracht verduidelijkte dat een “inkrimping van de bodem als gevolg van droogte” een “aardverschuiving of een grondverzakking” vormt, waarvoor brandverzekeraars dekking moeten verlenen op grond van de Wet Verzekeringen van 2014.
Verschillende verzekeraars en Assuralia stapten naar het Grondwettelijk Hof met een verzoek tot vernietiging van dit artikel, voornamelijk omwille van de terugwerkende kracht ervan.
Op 1 juni 2023 heeft het Grondwettelijk Hof dit vernietigingsberoep verworpen. Het Hof oordeelt dat het bestreden artikel een interpretatieve bepaling is die een einde wil stellen aan de rechtsonzekerheid die heerste. Volgens het Hof heeft de wetgever steeds, van bij de inwerkingtreding van de Wet Verzekeringen in 2014, de bedoeling gehad om (ook) dekking te voorzien voor een “inkrimping van de bodem als gevolg van droogte”, zodat de terugwerkende kracht van het bestreden artikel verantwoord is.
Brandverzekeraars zijn dus wel degelijk gehouden om droogteschade te (blijven) dekken.