Terug naar overzicht
28 mei 2024

Voortaan een ontslagbescherming bij medisch begeleide voortplanting

De Arbeidswet van 1971 werd recent aangescherpt omwille van innovaties van onze moderne samenleving. De wet voorziet voortaan in een nieuwe ontslagbescherming voor werknemers én werkneemsters die een vruchtbaarheidsbehandeling of een programma voor medische voortplanting (zoals kunstmatige inseminatie of in vitro fertilisatietechnieken) volgen.

De Arbeidswet kende al een ontslagbescherming voor zwangere werkneemsters. De toepassing van deze ontslagbescherming in het kader van bijvoorbeeld een IVF-traject was vaker niet dan wel aan de orde. Heel vaak werd immers geoordeeld dat een werkneemster die een traject van medisch begeleide voortplanting volgt en geconfronteerd wordt met een ontslag, geen beroep kon doen op de ontslagbescherming voor zwangere vrouwen omdat ze vaak nog niet zwanger is.

Luidens de parlementaire voorbereiding was een wettelijke verankering van een dergelijke ontslagbescherming noodzakelijk omdat “het stellen van de diagnose en de behandeling jammer genoeg soms zwaar zijn, veel tijd vergen en vereisen dat de betrokkenen meermaals afwezig zijn van hun werk”.

De ontslagbescherming start zodra de werkgever schriftelijk op de hoogte wordt gebracht van de behandeling. Het voorleggen van een medisch attest wordt hierbij expliciet vereist. De ontslagbescherming loopt tot twee maanden na de behandeling. Aangezien dergelijke trajecten meerdere jaren kunnen duren, is het niet uitgesloten dat de ontslagbescherming een navenant langere periode beslaat. Indien de verhoopte zwangerschap volgt op de fertiliteitsbehandeling, zullen twee ontslagbeschermingen elkaar opvolgen.

De werknemer of werkneemster kan nog steeds worden ontslagen om redenen die geen verband houden met de afwezigheid om een vruchtbaarheidsbehandeling of een programma van medische begeleide voortplanting te volgen. Het bewijs zal evenwel rusten op de schouders van de werkgever. Indien de reden niet beantwoordt aan de vereiste van de wetgeving dan is een forfaitaire vergoeding verschuldigd gelijk aan zes maanden brutoloon (onverminderd de vergoedingen die aan de werkneemster of de werknemer zijn verschuldigd in geval van verbreking van de arbeidsovereenkomst).

Ook de Antidiscriminatiewet werd in dezelfde beweging aangescherpt. Het criterium ‘afwezigheid wegens een vruchtbaarheidsbehandeling of een programma voor medisch begeleide voortplanting’ wordt voortaan beschouwd als een beschermd criterium.