28 Dec 2018
Vonnis bekomen van de rechter, gerechtsdeurwaarder aan zet?
Hoger beroep versus uitvoering van een vonnis
Wanneer uw tegenpartij door de rechter veroordeeld wordt, beschikt u over een titel op basis waarvan de gerechtsdeurwaarder een gedwongen uitvoering kan bewerkstelligen. Maar tegen een vonnis kan (doorgaans) nog beroep worden ingesteld. Vroeger werd hiervan al te vaak gebruikgemaakt enkel en alleen om de uitvoerbaarheid van een vonnis te schorsen en zo nog wat uitstel van betaling te bekomen. Vóór de potpourriwetgeving schorste een hoger beroep immers de mogelijkheid tot gedwongen uitvoering van het vonnis, behalve als de wet of de rechter uitdrukkelijk anders voorschreven.
De eerste potpourriwet wil tegemoetkomen aan dit ‘misbruik’ van hoger beroep: het recht op voorlopige tenuitvoerlegging werd de regel, schorsing van de uitvoerbaarheid de uitzondering (art. 1397 Gerechtelijk Wetboek). De achterliggende bedoeling is minder beroepsprocedures te hebben en zo de gerechtelijke achterstand terug te dringen.
Betekent dit dat u de gerechtsdeurwaarder altijd onmiddellijk aan het werk zet zodra u een vonnis bekomen hebt? Toch niet.
Risico voor de uitvoerende partij
Ten eerste is het zeer belangrijk voor ogen te houden dat de uitvoerende partij zelf het risico draagt. Als het vonnis hervormd wordt, kan de uitvoerende partij aangesproken worden voor alle schade door de uitvoeringsdaden, ongeacht of het volgens de omstandigheden redelijkerwijze terecht was bij voorraad uit te voeren of niet. Als een uitvoering potentieel erge schade kan berokkenen of onomkeerbare situaties in het leven kan roepen, moet u dus zeer goed afwegen of u ze al dan niet zult aanvatten.
Veroordeling bij verstek: beroep werkt schorsend
Een belangrijke algemene uitzondering op de regel van de voorlopige tenuitvoerlegging geldt wanneer de tegenpartij bij verstek is veroordeeld. In dat geval heeft het instellen van verzet of hoger beroep wél een schorsende werking. Meer nog: zelfs tijdens de periode waarin men het verzet of hoger beroep kan instellen (tot een maand na betekening van het vonnis) maar nog vóór het daadwerkelijk ingesteld is, kunnen nog geen daden van gedwongen uitvoering plaatsvinden. Dit geldt op voorwaarde dat het een veroordeling tot een geldsom betreft. Gaat het om een veroordeling om een handeling te stellen, dan kan de uitvoering wel beginnen zolang er geen verzet of hoger beroep tegen wordt ingesteld (art. 1495 Gerechtelijk Wetboek).
Afwijkingen door de rechter
De rechter kan ook een concrete afwijking opnemen in zijn vonnis, in beide richtingen: hij kan van een op tegenspraak gewezen vonnis aangeven dat het niet bij voorraad uitvoerbaar is en van een verstekvonnis dat het wel bij voorraad uitvoerbaar is. Hij moet hier wel telkens een bijzondere motivering voor geven. Als eisende partij doet u er dus goed aan hiervoor de nodige voorzet te geven.
Een troost: als het vonnis niet bij voorraad uitvoerbaar is, geldt het alleszins wel als toelating om op eigen gezag bewarend beslag te leggen (art. 1414 Gerechtelijk Wetboek). Op die manier kunt u toch al verhinderen dat uw tegenpartij eventueel goederen laat verdwijnen.
Zekerheidsstelling en kantonnement
Samenhangend met de uitvoerbaarheid van vonnissen is de zekerheidsstelling. De rechter kan aan de uitvoerende partij de verplichting opleggen een zekerheid te stellen vooraleer over te gaan tot de voorlopige tenuitvoerlegging. De potpourriwetgeving voorziet dat er principieel geen zekerheidsstelling gegeven hoeft te worden, tenzij de rechter anders beveelt.
De zekerheidsstelling is in de praktijk echter veelal vervangen door de regeling van het kantonnement (art. 1403 en verder van het Gerechtelijk Wetboek). Wanneer de winnende partij tegen de tegenpartij wil uitvoeren terwijl het vonnis nog niet definitief is - omdat het hervormd kan worden bij verzet of in hoger beroep - kan de tegenpartij opwerpen dat ze wil kantonneren. Dit houdt in dat de som tijdens de beroepsprocedure op een geblokkeerde rekening wordt geplaatst, ofwel bij de Deposito- en Consignatiekas (gerechtelijk kantonnement), ofwel op een rekening op naam van beide raadslieden (minnelijk kantonnement). De verliezende partij in eerste aanleg heeft daar belang bij omdat ze zo wordt beschermd tegen het onvermogen van de winnende partij. Stel namelijk dat de verliezende partij in hoger beroep alsnog gelijk krijgt, dan moet de gedane betaling kunnen worden teruggedraaid. Het kantonnement zorgt ervoor dat de gelden intussen niet elders uitgegeven worden. De gekantonneerde gelden vallen ook buiten een eventuele samenloop, dus het gaat om een echte zekerheid.
Een kantonnement kan steeds ingeroepen worden door de partij tegen wie uitgevoerd wordt, tenzij de rechter uitdrukkelijk anders stelt. Als u er uitzonderlijk belang bij heeft de sommen vanaf het eerste vonnis ‘in de hand’ te ontvangen in plaats van op een geblokkeerde rekening, doet u er dus goed aan dit uitdrukkelijk te vragen aan de rechter. U moet daarbij motiveren welk ernstig nadeel een kantonnement u zou berokkenen. Zo kan er bijvoorbeeld een dringende noodzaak zijn om al over de gelden te beschikken omdat er liquiditeitsproblemen zijn.
Samenvattend kunnen we stellen dat deze technische materie vaak ten onrechte onderbelicht blijft. Nochtans kunnen verkeerde stappen na een vonnis grote gevolgen hebben en is dit niet zonder risico’s. De maatregelen die u dus na een vonnis neemt, vereisen de nodige voorzichtigheid en moeten goed overwogen worden. Daarbij is het belangrijk om – net zoals tijdens de procedure – de nodige bijstand en het advies van experten ter zake in te winnen.
Wanneer uw tegenpartij door de rechter veroordeeld wordt, beschikt u over een titel op basis waarvan de gerechtsdeurwaarder een gedwongen uitvoering kan bewerkstelligen. Maar tegen een vonnis kan (doorgaans) nog beroep worden ingesteld. Vroeger werd hiervan al te vaak gebruikgemaakt enkel en alleen om de uitvoerbaarheid van een vonnis te schorsen en zo nog wat uitstel van betaling te bekomen. Vóór de potpourriwetgeving schorste een hoger beroep immers de mogelijkheid tot gedwongen uitvoering van het vonnis, behalve als de wet of de rechter uitdrukkelijk anders voorschreven.
De eerste potpourriwet wil tegemoetkomen aan dit ‘misbruik’ van hoger beroep: het recht op voorlopige tenuitvoerlegging werd de regel, schorsing van de uitvoerbaarheid de uitzondering (art. 1397 Gerechtelijk Wetboek). De achterliggende bedoeling is minder beroepsprocedures te hebben en zo de gerechtelijke achterstand terug te dringen.
Betekent dit dat u de gerechtsdeurwaarder altijd onmiddellijk aan het werk zet zodra u een vonnis bekomen hebt? Toch niet.
Risico voor de uitvoerende partij
Ten eerste is het zeer belangrijk voor ogen te houden dat de uitvoerende partij zelf het risico draagt. Als het vonnis hervormd wordt, kan de uitvoerende partij aangesproken worden voor alle schade door de uitvoeringsdaden, ongeacht of het volgens de omstandigheden redelijkerwijze terecht was bij voorraad uit te voeren of niet. Als een uitvoering potentieel erge schade kan berokkenen of onomkeerbare situaties in het leven kan roepen, moet u dus zeer goed afwegen of u ze al dan niet zult aanvatten.
Veroordeling bij verstek: beroep werkt schorsend
Een belangrijke algemene uitzondering op de regel van de voorlopige tenuitvoerlegging geldt wanneer de tegenpartij bij verstek is veroordeeld. In dat geval heeft het instellen van verzet of hoger beroep wél een schorsende werking. Meer nog: zelfs tijdens de periode waarin men het verzet of hoger beroep kan instellen (tot een maand na betekening van het vonnis) maar nog vóór het daadwerkelijk ingesteld is, kunnen nog geen daden van gedwongen uitvoering plaatsvinden. Dit geldt op voorwaarde dat het een veroordeling tot een geldsom betreft. Gaat het om een veroordeling om een handeling te stellen, dan kan de uitvoering wel beginnen zolang er geen verzet of hoger beroep tegen wordt ingesteld (art. 1495 Gerechtelijk Wetboek).
Afwijkingen door de rechter
De rechter kan ook een concrete afwijking opnemen in zijn vonnis, in beide richtingen: hij kan van een op tegenspraak gewezen vonnis aangeven dat het niet bij voorraad uitvoerbaar is en van een verstekvonnis dat het wel bij voorraad uitvoerbaar is. Hij moet hier wel telkens een bijzondere motivering voor geven. Als eisende partij doet u er dus goed aan hiervoor de nodige voorzet te geven.
Een troost: als het vonnis niet bij voorraad uitvoerbaar is, geldt het alleszins wel als toelating om op eigen gezag bewarend beslag te leggen (art. 1414 Gerechtelijk Wetboek). Op die manier kunt u toch al verhinderen dat uw tegenpartij eventueel goederen laat verdwijnen.
Zekerheidsstelling en kantonnement
Samenhangend met de uitvoerbaarheid van vonnissen is de zekerheidsstelling. De rechter kan aan de uitvoerende partij de verplichting opleggen een zekerheid te stellen vooraleer over te gaan tot de voorlopige tenuitvoerlegging. De potpourriwetgeving voorziet dat er principieel geen zekerheidsstelling gegeven hoeft te worden, tenzij de rechter anders beveelt.
De zekerheidsstelling is in de praktijk echter veelal vervangen door de regeling van het kantonnement (art. 1403 en verder van het Gerechtelijk Wetboek). Wanneer de winnende partij tegen de tegenpartij wil uitvoeren terwijl het vonnis nog niet definitief is - omdat het hervormd kan worden bij verzet of in hoger beroep - kan de tegenpartij opwerpen dat ze wil kantonneren. Dit houdt in dat de som tijdens de beroepsprocedure op een geblokkeerde rekening wordt geplaatst, ofwel bij de Deposito- en Consignatiekas (gerechtelijk kantonnement), ofwel op een rekening op naam van beide raadslieden (minnelijk kantonnement). De verliezende partij in eerste aanleg heeft daar belang bij omdat ze zo wordt beschermd tegen het onvermogen van de winnende partij. Stel namelijk dat de verliezende partij in hoger beroep alsnog gelijk krijgt, dan moet de gedane betaling kunnen worden teruggedraaid. Het kantonnement zorgt ervoor dat de gelden intussen niet elders uitgegeven worden. De gekantonneerde gelden vallen ook buiten een eventuele samenloop, dus het gaat om een echte zekerheid.
Een kantonnement kan steeds ingeroepen worden door de partij tegen wie uitgevoerd wordt, tenzij de rechter uitdrukkelijk anders stelt. Als u er uitzonderlijk belang bij heeft de sommen vanaf het eerste vonnis ‘in de hand’ te ontvangen in plaats van op een geblokkeerde rekening, doet u er dus goed aan dit uitdrukkelijk te vragen aan de rechter. U moet daarbij motiveren welk ernstig nadeel een kantonnement u zou berokkenen. Zo kan er bijvoorbeeld een dringende noodzaak zijn om al over de gelden te beschikken omdat er liquiditeitsproblemen zijn.
Samenvattend kunnen we stellen dat deze technische materie vaak ten onrechte onderbelicht blijft. Nochtans kunnen verkeerde stappen na een vonnis grote gevolgen hebben en is dit niet zonder risico’s. De maatregelen die u dus na een vonnis neemt, vereisen de nodige voorzichtigheid en moeten goed overwogen worden. Daarbij is het belangrijk om – net zoals tijdens de procedure – de nodige bijstand en het advies van experten ter zake in te winnen.