Terug naar overzicht
28 jan 2025

Artikel van de maand door Hermien Deprez: Het nieuwe jaar bracht ook een nieuwe regeling voor de aansprakelijkheid van minderjarigen

Op 1 januari 2025 is boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in werking getreden. Het beoogt het Belgische aansprakelijkheidsrecht – dat voornamelijk in de rechtspraak werd ontwikkeld - te uniformiseren. Daarnaast voert het ook belangrijke wijzigingen door.

In een eerder bericht van eind december 2024, hadden we het al over wijzigingen in het nieuwe aansprakelijkheidsrecht, waaronder de mogelijkheid voor een medecontractant om de hulppersoon van de andere contractspartij rechtstreeks aansprakelijk te stellen.

In dit artikel nemen we een andere wijziging – van toepassing vanaf 1 januari 2025 - onder de loep, namelijk de nieuwe aansprakelijkheidsregeling voor minderjarigen, die van toepassing is voor zowel (i) schade die door hun fout wordt veroorzaakt als (ii) wanneer het schadegeval wordt veroorzaakt door een zaak of een dier waarvan de minderjarige bewaarder is.

Oude versus nieuwe wetgeving omtrent het (leeftijds)criterium

Onder de oude regeling was de minderjarige aansprakelijk voor de schade wanneer deze het “oordeel des onderscheids” had ontwikkeld. Of dit subjectieve criterium al dan niet aanwezig was, hing telkens af van welke daad de minderjarige precies had gepleegd en de maturiteit van de minderjarige in kwestie. Het leidde vaak tot procedures en een lange periode van onzekerheid.

Voortaan voorziet de wetgever een objectief criterium, zijnde de leeftijd van twaalf jaar. Een minderjarige die minder dan twaalf jaar is, kan niet langer persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor de schade die door zijn fout is veroorzaakt. Een minderjarige vanaf twaalf jaar is daarentegen wel persoonlijk aansprakelijk voor deze schade.

In dit laatste geval kan de rechter in billijkheid oordelen dat de minderjarige geen schadeloosstelling verschuldigd is of de verschuldigde schadevergoeding beperken. Hij kan hierbij rekening houden met de omstandigheden en met de economische en financiële toestand van de partijen.

Blijft het slachtoffer van een minderjarige dan in de kou staan?

Als de aansprakelijkheid van een minderjarige vanaf twaalf jaar wordt gedekt door een verzekeringsovereenkomst is de minderjarige de volledige schadeloosstelling verschuldigd. De schadevergoeding die aan het slachtoffer toekomt, kan door de rechter niet worden herleid tot een bedrag dat lager is dan dat waarvoor deze verzekeringsovereenkomst dekking verleent. De (familiale) verzekeraar is dus gebonden de volledige schade van het slachtoffer te vergoeden en dit binnen de limieten van de dekking.

Niet enkel aansprakelijkheid voor de ouders

Een andere wijziging is het feit dat niet enkel de vader en de moeder voortaan aansprakelijk zijn voor de schade veroorzaakt aan derden door hun minderjarige kinderen, maar “alle titularissen die gezag hebben over minderjarigen”. Het gaat hier om een algemeen gezag en geen concreet gezag. In de wet worden deze titularissen opgesomd: het zijn ouders, adoptanten, voogden en pleegzorgers. Zijn geen titularis: broers en zussen, grootouders, stiefouders en instellingen waaraan een minderjarige is toevertrouwd.

Foutloze aansprakelijkheid?

Indien de titularissen het gezag hebben over een minderjarige van minder dan zestien jaar, zijn zij voortaan foutloos aansprakelijk voor deze schade. De oude wetgeving bood de vader en de moeder de mogelijkheid om aan de aansprakelijkheid te ontkomen indien zij het tegenbewijs leverden van afwezigheid van een fout in opvoeding én toezicht. Deze mogelijkheid werd afgeschaft om slachtoffers van schadegevallen, veroorzaakt door een minderjarige tot de leeftijd van zestien jaar, een solvabele partij aan te reiken.

Daarentegen kan de aansprakelijkheid van ouders, adoptanten, voogden en pleegzorgers voor schade veroorzaakt door minderjarigen van zestien jaar of ouder wél weerlegd worden door aan te tonen dat de schade niet te wijten is aan een fout van de kant van de titularis.

Deze uitzondering op de algemene regel van foutloze aansprakelijkheid wordt door de wetgever verantwoord door het feit dat de ouders vandaag de dag een aanzienlijk geringere impact hebben op de gedragingen van minderjarigen van meer dan zestien jaar. Deze hebben meer maturiteit en genieten ook van een grotere vrijheid. Zij kunnen nog steeds het tegenbewijs leveren dat de schade niet het gevolg is van een fout in het toezicht. Hierbij wordt rekening gehouden met de plaats en het tijdstip van het schadegeval, de al dan niet gevaarlijke aard van de activiteiten van de minderjarige en diens fysieke en mentale toestand en intellectuele mogelijkheden.

In tegenstelling met de oude regeling is het tegenbewijs van een goede opvoeding, - dat in de praktijk zo goed als onmogelijk kon worden geleverd - niet langer vereist.

Ouders zullen dus in de regel niet aansprakelijk zijn wanneer de minderjarige vanaf zestien jaar schade veroorzaakt terwijl hij daadwerkelijk onder het toezicht staat van een ander, bijvoorbeeld van een onderwijsinstelling of een werkgever.

Uiteraard blijven de titularissen van het gezag over de minderjarige steeds (mede)aansprakelijk voor de schade indien zij zelf een fout hebben begaan, door bijvoorbeeld na te laten de nodige maatregelen te treffen die de toestand van de minderjarige vereist of door deze aan te zetten geweld te gebruiken dan wel hem niet ervan te weerhouden dit te doen.

Opgepast: onmiddellijke inwerkingtreding en belang van familiale verzekering

Deze nieuwe aansprakelijkheidsregeling is van toepassing op feiten die tot aansprakelijkheid kunnen leiden en die zich hebben voorgedaan vanaf 1 januari 2025. Het oude recht wordt behouden voor de schadegevallen die zich voor deze datum hebben voorgedaan.

De wetgever wilde trouwens van de hervorming van het aansprakelijkheidsrecht gebruik maken om een verplichte wettelijke aansprakelijkheidsverzekering in te voeren. Hierdoor zou de schadeloosstelling van het slachtoffer in grote mate verzekerd worden en zou ook vermeden worden dat minderjarigen (en dit al vanaf de leeftijd van twaalf jaar) en titularissen van het gezag over minderjarigen, met een financiële kater worden opgezadeld.

De invoering van een verplichte familiale verzekering werd echter niet behouden in de definitieve tekst.

Op dit moment raamt men het aantal gezinnen dat een familiale verzekering heeft afgesloten op meer dan 80 %. Vanuit de praktijk kunnen we het belang van het onderschrijven van een familiale verzekering niet goed genoeg benadrukken.

U kan ons uiteraard steeds contacteren voor verdere vragen hieromtrent.