26 feb 2019
Mobiliteitsbudget onderweg!
Het mobiliteitsbudget strekt ertoe om werknemers een som geld te laten verdelen over verschillende vervoersmiddelen. Dit bedrag is gelijk aan de totale jaarlijkse brutokostprijs (dus inclusief brandstof en verzekering) van een bedrijfswagen voor de werkgever. Het kan naar keuze verdeeld worden over (i) een milieuvriendelijkere bedrijfswagen, (ii) alternatieve en duurzame vervoersmiddelen en (iii) de uitbetaling van een jaarlijks saldo. Wel moet nog een sociale bijdrage van 38,07% worden betaald op dit bedrag.
Het mobiliteitsbudget werd al in de parlementaire commissies goedgekeurd. Nu is het enkel nog de stemming in het parlement af te wachten eind februari. Daardoor lijkt de vooropgestelde inwerkingtreding op 1 maart 2019 een haalbare kaart.
Werknemers die in aanmerking komen voor een bedrijfswagen of al met een bedrijfswagen rijden, krijgen de mogelijkheid om te opteren voor het mobiliteitsbudget. Dit onder de algemene termijnvoorwaarden dat de werkgever bij het invoeren van het mobiliteitsbudget (i) al minstens drie jaar ononderbroken bedrijfswagens aanbiedt en (ii) de werknemer al drie maanden ononderbroken over een bedrijfswagen beschikte of daarvoor in aanmerking kwam op het moment van de aanvraag. Daarenboven komt de voorwaarde dat de werknemer minstens één jaar over een bedrijfswagen beschikte of daarvoor in aanmerking kwam in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag. Deze dubbele termijnvoorwaarde voor de werknemer wil misbruiken voorkomen. Het is niet ondenkbaar dat er bij gebreke aan deze bepaling nog snel een systeem van bedrijfswagens wordt ingevoerd om ze dan kort daarop te kunnen inruilen voor het gunstige mobiliteitsbudget. Bij een nieuwe aanwerving gelden deze termijnen echter niet.
Daarnaast kan er slechts sprake zijn van dit mobiliteitsbudget wanneer de werkgever het budget aanbiedt en de werknemer op het aanbod ingaat. Het betreft dus geen verplichting. Bovendien kan de werkgever daaraan voorwaarden koppelen of dit beperken tot bepaalde categorieën van werknemers.
Het mobiliteitsbudget werd al in de parlementaire commissies goedgekeurd. Nu is het enkel nog de stemming in het parlement af te wachten eind februari. Daardoor lijkt de vooropgestelde inwerkingtreding op 1 maart 2019 een haalbare kaart.
Werknemers die in aanmerking komen voor een bedrijfswagen of al met een bedrijfswagen rijden, krijgen de mogelijkheid om te opteren voor het mobiliteitsbudget. Dit onder de algemene termijnvoorwaarden dat de werkgever bij het invoeren van het mobiliteitsbudget (i) al minstens drie jaar ononderbroken bedrijfswagens aanbiedt en (ii) de werknemer al drie maanden ononderbroken over een bedrijfswagen beschikte of daarvoor in aanmerking kwam op het moment van de aanvraag. Daarenboven komt de voorwaarde dat de werknemer minstens één jaar over een bedrijfswagen beschikte of daarvoor in aanmerking kwam in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag. Deze dubbele termijnvoorwaarde voor de werknemer wil misbruiken voorkomen. Het is niet ondenkbaar dat er bij gebreke aan deze bepaling nog snel een systeem van bedrijfswagens wordt ingevoerd om ze dan kort daarop te kunnen inruilen voor het gunstige mobiliteitsbudget. Bij een nieuwe aanwerving gelden deze termijnen echter niet.
Daarnaast kan er slechts sprake zijn van dit mobiliteitsbudget wanneer de werkgever het budget aanbiedt en de werknemer op het aanbod ingaat. Het betreft dus geen verplichting. Bovendien kan de werkgever daaraan voorwaarden koppelen of dit beperken tot bepaalde categorieën van werknemers.