Terug naar overzicht
24 nov 2015

Sociale inspectie: uw rechten en plichten bij een verhoor

Rechten en plichten bij verhoor: algemene regels

Al in 1998 werden via de ‘kleine Franchimont’ de minimumregels bepaald die gelden bij elk verhoor:

1. Ieder verhoor moet beginnen met de mededeling aan de ondervraagde persoon dat:

a. hij kan vragen dat alle vragen die hem worden gesteld en alle antwoorden die hij geeft, worden genoteerd zoals ze gezegd werden;
b. hij kan vragen dat een bepaalde opsporingshandeling wordt verricht of een bepaald verhoor wordt afgenomen;
c. zijn verklaringen als bewijs in rechte kunnen worden gebruikt.

2. Iedereen die ondervraagd wordt, mag gebruikmaken van de documenten in zijn bezit, zonder dat daardoor het verhoor wordt uitgesteld. Hij mag, tijdens de ondervraging of later, eisen dat deze documenten bij het proces-verbaal van het verhoor worden gevoegd of ter griffie (op de rechtbank) worden neergelegd.

3. Het proces-verbaal moet nauwkeurig het tijdstip vermelden waarop het verhoor wordt aangevat, eventueel onderbroken en hervat, alsook beëindigd. Het vermeldt nauwkeurig de identiteit van de personen die in het verhoor tussenkomen, en het tijdstip van hun aankomst en vertrek. Het vermeldt ook de bijzondere omstandigheden en alles wat een bijzonder licht kan werpen op de verklaring of de omstandigheden waarin die is afgelegd.

4. Aan het einde van het verhoor moet de ondervraagde persoon de mogelijkheid krijgen om het proces-verbaal van zijn verhoor te lezen, tenzij hij vraagt dat het hem wordt voorgelezen. De ondervrager moet vragen of hij zijn verklaringen wil verbeteren of er iets aan wil toevoegen. De ondervraagde moet dan ook de mogelijkheid hiertoe krijgen.

5. Als de ondervraagde persoon zich in een andere taal dan die van de procedure wil uitdrukken, moet ofwel een beroep worden gedaan op een beëdigd tolk, ofwel worden zijn verklaringen genoteerd in zijn taal, ofwel wordt hem gevraagd zelf zijn verklaring te noteren. Als het verhoor met behulp van een tolk wordt afgenomen, worden diens identiteit en hoedanigheid genoteerd.
Deze regels gelden onverkort bij om het even welk verhoor, niet alleen bij een verhoor door de politie of onderzoeksrechter maar ook bij een verhoor door een sociaal inspecteur. Ze werden integraal overgenomen in het Sociaal Strafwetboek, dat in werking trad op 1 juli 2011. Artikel 63 van hetzelfde wetboek voegt eraan toe dat de gehoorde persoon een kopie van zijn verhoor kan verkrijgen, onmiddellijk of binnen de maand na het verhoor.

Salduz: aanpassing van de Belgische wet

Op 13 augustus 2011 zag de zogenaamde Salduz-wet het licht, die ertoe strekt ‘om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen wiens vrijheid wordt benomen rechten te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem te worden bijgestaan’. In essentie voegt deze wet aan de tot op dat ogenblik bestaande regels toe dat:

- ieder verhoor dient te beginnen met de beknopte mededeling van de feiten waarover de ondervraagde persoon zal worden gehoord;
- aan al wie verhoord wordt, moet worden meegedeeld dat hij niet verplicht is zichzelf te beschuldigen;
- aan wie gehoord wordt over een misdrijf dat hem ten laste wordt gelegd, moet worden meegedeeld dat hij het recht heeft na bekendmaking van zijn identiteit te zwijgen;
- wie verdacht wordt van feiten die tot aanhouding kunnen leiden, voorafgaand recht heeft op een vertrouwelijk overleg met een advocaat;
- wie van zijn vrijheid wordt beroofd, recht heeft op bijstand van een advocaat tijdens zijn verhoor.

Rechten en plichten bij verhoor door sociale inspectie

De vraag rijst of de Salduz-regels ook onverkort gelden bij een verhoor door een sociaal inspecteur. In het algemeen kan gesteld worden dat dit inderdaad zo is. Maar welke specifieke rechten zijn bij een verhoor door de inspectie van toepassing? En moet de inspecteur alle Salduz-regels onverkort toepassen? Bij het beantwoorden van deze vraag moeten drie verschillende niveaus onderscheiden worden:

1. Bij elk verhoor van om het even welke persoon dient de inspectie bij aanvang

a een beknopte mededeling te geven van de feiten waarover zal worden verhoord;
b de gehoorde persoon mee te delen dat:
- hij kan kiezen voor een verhoor in vraag- en antwoordvorm, te noteren in de gebruikte bewoordingen;
- hij zelf kan vragen dat bepaalde opsporingshandelingen of verhoren worden uitgevoerd;
- zijn verklaringen als bewijs in rechte kunnen worden gebruikt;
- hij niet verplicht kan worden zichzelf te beschuldigen.

2. Bij het verhoor van elke verdachte moet de ondervraagde bovendien bij de start van het verhoor gewezen worden op zijn recht om te zwijgen, dus niet te antwoorden op de gestelde vragen.

3. Bij het verhoor van elke persoon die verdacht wordt van een misdrijf dat gestraft kan worden met een gevangenisstraf van één jaar of meer moet daarbovenop bij de aanvang van het verhoor worden meegedeeld dat de verdachte het recht heeft om voor het verhoor een vertrouwelijk overleg te hebben met een advocaat naar keuze of een hem toegewezen advocaat.

Het recht op een voorafgaand overleg met een advocaat bestaat in de praktijk alleen wanneer de ondervraagde verdacht worden van inbreuken die gestraft worden met een sanctie van niveau 4. Dit is bijvoorbeeld het geval voor inbreuken op de Dimona-melding of arbeidsongevallen met gezondheidsschade. Recht op bijstand van een advocaat tijdens een verhoor door de inspectie is er in wezen nooit. De inspectie heeft immers niet de bevoegdheid om tot vrijheidsberoving over te gaan.

Houd dus in het achterhoofd dat u bij een verhoor door de sociale inspectie bepaalde rechten heeft. Niet alleen de algemene regels, maar ook de nieuwe Salduz-regels zijn van toepassing.